Het verzetsmonument op het Zwartbroekplein dateert van 1951. Het is een kunstwerk van Charles Vos. Op voorgrond staan de verzetsstrijders drs. Leo Moonen (toenmalig bisdomsecretaris) en Jan Hendrikx (verzetsleider) die ook oorlogsslachtoffer zijn.
‘Ik heb de goede strijd gestreden’ staat op het verzetsmonument op het Zwartbroekplein in Roermond. Bij het initiatief tot de oprichting ervan was het uitdrukkelijke uitgangspunt een monument tot stand te brengen uitsluitend voor het katholieke verzet in Limburg in de Tweede Wereldoorlog. Dat exclusieve karakter heeft het monument al bij de onthulling in 1951 verloren. Tijdens de jaarlijkse herdenking wordt niemand van de Roermondse gevallenen in de Tweede Wereldoorlog uitgesloten, los van alle gezindten of van seksuele geaardheid. Ook worden de slachtoffers herdacht die na de oorlog maar wel als gevolg daarvan zijn gevallen evenals degenen die het leven hebben gelaten bij latere oorlogsmissies.
Op 27 juni 1946 kwamen enkele belangrijke leiders van het voormalige katholieke verzet in Limburg bijeen in de pastorie van de Roermondse H.-Hartkerk. De pastoor van die kerk, Vic Schoolmeesters, een toonaangevend man in de toenmalige katholieke wereld, is de vermoedelijke initiatiefnemer geweest. Naast Schoolmeesters waren aanwezig de Roermondse rechtbankpresident Edmond Delhougne, burgemeester Bernard Berger van Venlo, voormalig hoofdaalmoezenier van sociale werken Henricus Poels en andere vertegenwoordigers van het verzet en van de katholieke kerk. Enkele genodigden hadden moeten afzeggen.
Onder hen waren Frans Wijffels, voormalig leider van het katholieke verzet in Limburg, oud-minister en – op dat moment – Eerste Kamerlid, burgemeester Martin Coenders van Sittard en bisschopsecretaris Piet van Odijk. Enkelen van hen behoorden tot de groep ‘Vrienden van Leo Moonen’, de anderen vertegenwoordigden het katholieke verzet in het bisdom Roermond, dat, zoals bekend, het gehele territorium van de provincie Limburg omvat. Later was de samenstelling van het comité zodanig uitgebreid dat alle belangrijke plaatsen in de provincie erin vertegenwoordigd waren. Het verzet kreeg met de toetreding van Wim Quint, referendaris van de gemeente Heerlen en bekend Heerlens verzetsman, en de Swalmense verzetsstrijder J. Frantzen een bredere vertegenwoordiging.
Het doel was ‘te komen tot een openbare huldiging van de Verzetsbeweging in Limburg – vooral van hen die als slachtoffer dier Verzetsbeweging gevallen zijn – onder wie secretaris Leo Moonen een vooraanstaande plaats inneemt’. In een in augustus 1946 verzonden brief, gericht aan alle pastoors, rectoren, Limburgse burgemeesters en medewerkers van de Stichting 1940-1945 in Limburg, werd de basis van het monument verbreed. Moonen bleef ‘een held, een heilig Priester, een vurig patriot’. Naast hem werd nu ook de leek Jan Hendrikx alias ‘Ambrosius’ genoemd.
De opdracht aan de kunstenaar zou worden: ‘Vervaardig een monument van het Verzet in Limburg, dus een Limburgsch en daarom katholiek Monument, plaats den Priester Leo Moonen als hoofdfiguur in het midden, maar naast hem de leeken, zeer bijzonder – “Ambrosius” – die met hem zoo innig samenwerkten, en beeldt dan op kunstzinnige wijze uit dat deze en de andere slachtoffers van het verzet hun kracht vonden in hun sterke geloofsovertuiging’. Leo Moonen was secretaris van het bisdom Roermond. Na de Duitse inval in mei 1940 werd de priester Moonen de geestelijke leider van het humanitaire verzet in Limburg. Jan Hendrikx was de gewestelijk leider van de Landelijke Organisatie voor hulp aan Onderduikers.
Eind juli 1947 besloot het Comité na overleg met de provinciale monumentencommissie om aan vier beeldhouwers te vragen een ontwerp te maken. Dat waren de Maastrichtenaar Charles Vos, de in Malden woonachtige Jac. Maris, de in Maastricht geboren Amsterdammer Wim van Hoorn en de in Schimmert woonachtige Charles Eyck. De laatste viel vrijwel direct af, waarschijnlijk omdat hij in Maastricht de opdracht van COLOM gekregen had. Vanuit Maastricht was een ander groot Limburgs initiatief voor de oprichting van een monument door het ‘Comité tot oprichting van een Limburgsch oorlogsmonument’. Dit initiatief heeft in 1948 geresulteerd in een opdracht tot het vervaardigen van het Limburgs Bevrijdingsmonument aan de kunstenaar Charles Eyck. Dit grote gedenkteken is geplaatst op het Koningsplein in de wijk Wyckerpoort te Maastricht waar het in 1952 is onthuld door de toenmalige gouverneur Houben.
Voor het monument in Roermond viel de keuze op het ontwerp van Charles Vos. De deskundigen hadden eerder de drie beeldhouwers in de gelegenheid gesteld een herzien ontwerp in te dienen. Over de herziene versies van de ontwerpen en de beoordelingen daarvan zijn geen gegevens bekend. Halverwege het jaar 1948 was de keuze voor het ontwerp van Charles Vos definitief.
Centraal staan de twee ‘hoofdrolspelers’ J.L. (Leo) Moonen en J.J. (Jan) Hendrikx. De betrokkenheid bij het verzet is Leo Moonen en Jan Hendrikx fataal geworden. Leo Moonen werd op 10 augustus 1944 gearresteerd en overleed op 2 april 1945 in Bergen-Belsen. Jan Hendrikx was tijdens de oorlog bekend onder de schuilnamen Ambrosius en Gabriëls. Volgens een bericht van 15 januari 1952 van het Nederlandse Rode Kruis is Jan Hendrikx tussen 16 maart en 3 mei 1945 in Duitsland om het leven gekomen tijdens een transport tussen Neuengamme en Bergen Belsen. Hendrikx heeft nauw samengewerkt met Moonen.
Achter deze hoog opgerichte figuren staat een samengepakte groep van vervolgden die door de nood bijeengedreven zijn en elkaar ondersteunen in hun ellende. Aan hun voeten kronkelen slangachtige monsters als symbool van het kwaad dat door het goede, het humanitaire, verzet wordt vertrapt. Het kruis is een teken van lijden, strijd en overwinning.
Prins Bernhard heeft het verzetsmonument onthuld op 5 mei 1951. Het verzetsmonument kreeg een plek op een rotonde op het Zwartbroekplein. (In 1980 is het monument enkele tientallen meters van de oorspronkelijke locatie opgeschoven in verband met de reconstructie van het plein).
Bij de onthulling boden tribunes plaats aan onder anderen 150 weduwen van gevallen verzetsstrijders en oud-verzetsstrijders. In de ochtend van 5 mei arriveerde prins Bernhard voor een ontvangst op het Roermondse stadhuis. Daarna volgde de plechtige onthulling op het plein door de prins in de aanwezigheid van vele honderden belangstellenden.
Bijzonder was ook de aanwezigheid van degenen die in Duitse kampen gevangen hadden gezeten onder wie Richard en Lucy Bromberg-Rosenthal, Erich en Carola Marx-Basnizki, J.H. Polak, W. Smeets en Sjra van Appeven. Na de onthulling hield Jan Peters, Tweede Kamerlid voor de KVP (Katholieke Volkspartij) en als oud-verzetsstrijder drager van de Militaire Willemsorde, een lange toespraak waarin hij het leed van de slachtoffers schilderde en de band met het koningshuis benadrukte.
Een jarenlang onderbelicht aspect is het beoogde exclusieve katholieke karakter bij de totstandkoming van het monument. Een ernstige, kritische kanttekening daarbij is op zijn plaats. Vaststaat immers dat al voor de oorlog in communistische en socialistische kringen verzet gepleegd werd tegen het nationaalsocialisme. Ook in Joodse kringen was er voor en tijdens de oorlog verzet. Juist in gereformeerde gemeenten in Limburg is al in een vroeg stadium het verzet tegen de Duitse bezetter begonnen, vooral waar hulp aan Joden verleend moest worden. Ook hervormden waren bij dat verzet betrokken. Veel verzet in katholieke kringen is eerst ontstaan in de loop van de jaren 1942/43. De wens dat het een ‘Limburgs en daarom katholiek Monument’ moest worden, is alleen te begrijpen vanuit de sterke verzuiling van de Limburgse samenleving in 1946, waarbij de katholieke zuil de alles bepalende factor was.
Vandaag de dag is het belangrijk dat het karakter van het monument zodanig is geworden dat de jaarlijkse herdenking op 4 mei op het Zwartbroekplein een algemeen karakter heeft.
Een uitgebreide versie van dit verhaal staat in het jaarboek van de Roermondse Stichting Rura, Spiegel van Roermond 2018.
Zie ook de website www.spiegelvanroermond.nl.